De Profeet Abraham (Ibrahim)
Hij staat bekend als Khalil ar-Rahman (degene die God koos voor Zijn Liefde). Zijn oudste zoon was de Profeet Ismail en zijn tweede zoon was Ishaq (Izaäk). Uit hun nakomelingen kwam de meerderheid van de Profeten en Boodschappers. Allah, de Verhevene, zegt:Alle lof zij Allah, die mij Ismail en Ishaq geschonken heeft, ondanks mijn ouderdom. Voorwaar, mijn Heer verhoort zeker de smeekbeden. (Qur’an 14:39)
Allah koos hem om Zijn Boodschap te brengen. De Profeet Abraham woonde in een gemeenschap van polytheïsten. Zij waren afgodendienaren en aanbaden de sterren. Allah, de Verhevene, zegt:En (gedenkt) toen Ibrahim tot zijn vader Azar zei: “Neem jij afgodsbeelden tot goden? Voorwaar, ik zie dat jij en jouw volk duidelijk in dwaling verkeren.” En zo lieten Wij Ibrahim het koninkrijk der hemelen en der aarde zien opdat hij tot de overtuigden zou behoren. En toen de nacht hem omhulde, zag hij een ster, hij zei: “Dit is mijn Heer.” Maar toen hij onderging, zei hij: “Ik hou niet van degenen die ondergaan.” En toen hij de maan zag opkomen, zei hij: “Dit is mijn Heer.” Maar toen hij onderging, zei hij: “Tenzij mij Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren.” En toen hij de zon zag opgaan, zei hij: “Dit is mijn Heer, deze is groter.” Maar toen zij onderging, zei hij: “O mijn volk: voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten (aan Allah) toekennen. Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanif (rechtzinnig, volger van zuiver monotheïsme), en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders.” (Qur’an 6:74-9)
Hij was niet tevreden met wat hij zag van zijn volk. Hij voelde dat er een God moest zijn die groter was dan wat zijn volk aanbad. Hij wist dat deze afgoden geen macht of kracht hadden om iets goeds of iets slechts te bewerkstellen. Abraham ging vaak met zijn volk in discussie en gebruikte logische argumenten om te laten zien dat deze afgoden geen aanbidding waard waren. Hij zei, zoals God ons vertelt: En lees hen de geschiedenis van Ibrahim voor. (Gedenkt) toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: “Wat aanbidden jullie?” Zij zeiden: “Wij aanbidden afgoden en wij zullen hen blijven aanbidden.” Hij (Ibrahim) zei: “Horen zij jullie, wanneer jullie hen aanroepen? Of brengen zij jullie voordeel of berokkenen zij jullie nadeel?” Zij zeiden: “Wij vonden dat zelfs onze vaderen zo deden.” Hij (Ibrahim) zei: “Hebben jullie dan gezien wat jullie plegen te aanbidden? Jullie en jullie vaderen die voorafgingen? Voorwaar, zij zijn een vijand voor mij, (ik aanbid niemand) behalve de Heer der Werelden. Degene die mij geschapen heeft, Hij leidt mij. En Hij is degene Die mij voedt en Die mij te drinken geeft. En wanneer ik ziek ben, is Hij het Die mij geneest. En (Hij is) Degene die mij doet sterven en mij vervolgens doet leven. En Degene van Wie ik hevig verlang dat Hij mijn zonden zal vergeven op de Dag des Oordeels. Mijn Heer, schenk mij wijsheid en verenig mij met de rechtschapenen. (Qur’an 26:69-83)
De Profeet Abraham bleef doorgaan met zijn volk op te roepen naar het pad van Allah, te geloven in de Eenheid van God en zich af te wenden van alles dat ze vereerden. Maar zij verwierpen zijn boodschap en probeerden hem zelfs te doden. Maar Allah redde hem. Allah vertelt ons hierover en zegt:Hij (Ibrahim) zei: “Aanbidden jullie dan (een god) naast Allah, die jullie in niets baat en niet schaadt? Foei jullie en wat jullie naast Allah aanbidden. Begrijpen jullie dan niet?” Zij (de ongelovigen) zeiden: “Verbrandt hem en helpt jullie goden, als jullie (iets willen) doen.” Wij (Allah) zeiden: “O vuur, wees koud en veilig voor Ibrahim.” En zij wilden een list tegen hem beramen, maar Wij maakten hen tot de grootste verliezers. (Qor’an 21: 66-70)
Na lange prediking, verordende God dat Abraham zijn vrouw Hajar en hun zoon Ismail naar Mekka zou brengen. Daar beval God dat hij de Ka’aba zou bouwen. Uit de nakomelingen van de Profeet Ismail kwam de laatste profeet van God, de Profeet Mohamed, die werd gestuurd naar de gehele mensheid. Allah, de Verhevene, zegt:En (gedenkt) toen Ibrahim smeekte: “Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals.” Hij (Allah) zei: “En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.” En (gedenkt) toen Ibrahim de grondvesten van het Huis legde, en Ismail (samen smekend:) “Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende. Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Hadj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun (eigen volk), die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Qur’an) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.” (Qur’an 2:126-9)